Domweg gelukkig

Amsterdam-04

 

De Dapperstraat in Amsterdam, bekend door het gedicht van J.C. Bloem.
Toen een straat waar je zelden een vreemdeling tegenkwam. Nu lopen vele nationaliteiten op de dagelijkse markt.

En ook zij moeten kunnen lezen, dat je er “domweg” gelukkig kunt zijn.

DE DAPPERSTRAAT

Natuur is voor tevredenen of legen.
En dan: wat is natuur nog in dit land?
Een stukje bos, ter grootte van een krant,
Een heuvel met wat villaatjes ertegen.

Geef mij de grauwe, stedelijke wegen,
De’ in kaden vastgeklonken waterkant,
De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand
Door zolderramen, langs de lucht bewegen.

Alles is veel voor wie niet veel verwacht.
Het leven houdt zijn wonderen verborgen
Tot het ze, opeens, toont in hun hogen staat.

Dit heb ik bij mijzelven overdacht,
Verregend, op een miezerigen morgen,
Domweg gelukkig, in de Dapperstraat.

J. C. BLOEM (1887-1966)

Voorlezen

 

Onze kinderen waren nog maar een paar maanden, maar toen al gingen ze ’s avonds niet eerder slapen voordat er was voorgelezen. Zelf een boek kiezen konden ze natuurlijk nog niet, maar ik koos voor hen Jip en Janneke van Annie M.G. Schmidt. Elke avond een verhaaltje. En toen het boek uit was, moest ik het opnieuw voorlezen. En daarna nog eens en nog eens. Dat was helemaal geen straf, want ik vond het boek zelf zo leuk. Later kwamen daar Pluk van de Petteflet en Otje bij. En de gedichtjes van Annie. Heerlijk.Nu las ik laatst op Facebook dat ook kindertjes in India de avonturen van de twee kleuters kunnen volgen, want Jip en Janneke is in het Hindi uitgegeven.

Grappig dat de verhaaltjes en tekeningen zo universeel en tijdloos zijn.

 

 

Gedichtje

Zo nu en dan een gedichtje, dat lees ik graag. Geen hoogdravende poëzie, waar kop noch staart aan zit, maar begrijpelijke woorden, liefst op rijm. En graag iets om te (glim)lachen 😉

Oh ja, er zijn gedichten op rouwkaarten die je raken tot in het diepst van je ziel. Maar dat hoort dan ook een bijzondere gebeurtenis.

Dit gedichtje is gewoon leuk, omdat het onze dromen een gezicht geeft. Want wie wou er nou nooit eens held worden?
Wil je tekst beter lezen, klik dan op de foto om te vergroten!

Bron: Plint

 

 

 

 

 

Wapenstilstandsdag

Dit jaar is het 100 jaar geleden dat de 1e wereldoorlog begon. Een bittere strijd, waarbij miljoenen jonge mensen het leven lieten. Onder omstandigheden die mensonterend en verschrikkelijk waren. Zoveel jonge levens in de knop gebroken, zoveel verdriet, zoveel tranen, zoveel pijn.

Vier jaar later werd een wapenstilstandsovereenkomst getekend, juist op deze dag.
John McGrae schreef een prachtig gedicht over deze strijd. Het is vaak vertaald, maar deze vertaling van Bert Deben vind ik het allermooist.

In Flanders Fields
In Flanders fields the poppies blow
Between the crosses, row on row,
That mark our place; and in the sky
The larks, still bravely singing, fly
Scarce heard amid the guns below.
We are the Dead. Short days ago
We lived, felt dawn, saw sunset glow,
Loved, and were loved, and now we lie
In Flanders fields.
Take up our quarrel with the foe:
To you from failing hands we throw
The torch; be yours to hold it high.
If ye break faith with us who die
We shall not sleep, though poppies grow
In Flanders fields.
John McCrae|
Western Front, Flanders (nearby Ypres)
2/3 may 1915.
In Vlaamse Velden
Klaprozen bloeien in Vlaamse klei
Tussen duizenden kruisen, rij aan rij,
Die onze ligging hier duiden; en in de lucht
Zingen moedige leeuweriken, die tijdens hun vlucht
Nauwelijks hoorbaar zijn, door het geschut hier beneden.  
Wij zijn Dood.  Enkele dagen geleden
Leefden wij nog, voelden wij dag en dauw en smeedden
Wij plannen met wie wij beminden, maar nu rusten wij stug
In Vlaamse velden.  
Zet onze strijd met de vijand voort:
Falende handen reiken aan jullie de toorts;
Aan jullie de taak deze hoog te houden.
Vervul onze hoop, opdat wij eindelijk zouden
Gemoedsrust vinden, tussen klaprozen, ongestoord
In Vlaamse velden. 
Vertaling:  © bert deben, mei 2014.

 

Artis

Op een van de mooiste dagen van september moesten we voor een afspraak in Amsterdam zijn. Alles was snel geregeld en we hadden tijd genoeg over om naar Artis te gaan. Want Blijdorp kennen we goed, maar in Artis waren we nog nooit geweest.
Die dierentuinen zijn niet met elkaar te vergelijken. Elk met een eigen stijl. Maar wat ons opviel, was dat Artis, ondanks de drukte,  heel knus en gezellig was.
En al meer dan 115 jaar, gezien deze overdenking van Nescio.

Herfst

We zijn verwend dit jaar met mooie zonnige dagen. Toch zullen we er ook aan moeten geloven, zachtjes schrijdt het jaar verder en komt de kou er aan.

Maar je moet dichter zijn, om het zo mooi te verwoorden: 

Ik voel in mij september weer
hoe dagen korten en de zomer
mat aan mij het leven lomer
toont en geurt naar ommekeer

de zon is nu de zon niet meer
maar schijnt nog slechts een onderkomen
vale kleur – zoals de bomen
legt zij zich bij minder neer

de dichter klemt zich aan zijn pen
en haalt het woordje ‘herfst’ van stal
hij schrijft van schoonheid in verval

want net als ik in mij herken
dat ik zoals seizoenen ben
besef ik wat er komen zal.

© bert deben
Antwerpen, 28 aug. 1999

 

 

Leedvermaak

Nee, ik heb helemaal geen leedvermaak, want voorlopig lijkt het er toch op dat we nog vele mooie dagen met zon in het verschiet hebben. En dat is heel fijn als je nu op de camping zit. Maar afgelopen week kreeg ik via “De Sandwich” dit gedicht toegestuurd. En ik heb er erg om moeten lachen. Vooral die zin over de baas, die zo nodig op vakantie moet, waardoor de dichter(es) gedwongen is te werken.  Enfin, lees maar:

Het wordt een slechte zomer

Het wordt een slechte zomer, een zomer zonder zon.
Het regent tot in Spanje, u wist niet dat dat kon.
Het wordt een slechte zomervakantie, met veel mot,
de slaapzak klam en vochtig, de tent een druipsteengrot.

 

De campings in het Zuiden spoelen zomaar weg.
Het wordt een slechte zomer, ’t is zonde da’k het zeg.

Het wordt een slechte zomer, een zomer zonder zon.
Veel storm en wervelwinden, dus ook geen badminton.
Gelukkig moet ik werken, de hele zomer door.
Mijn baas wou gaan kamperen, dus ik zit op kantoor.

Ik mag pas in oktober, zodat hij nu kon gaan.
Hij is naar de Pyreneeën en daar woedt een orkaan.

Het wordt een slechte zomer, een zomer zonder zon.
De barbecue blijft binnen, ’t moet in de magnetron.
Zo tegen eind september dan knapt het zichtbaar op,
het was een slechte zomer, voor iedereen een strop.

Maar ik ga in oktober en dat is zonneklaar:
de allermooiste zomer valt in de herfst dit jaar.

Marijke Boon uit: Vandaar dat ik ween. Amsterdam, 1992