Walburgiskerk

Natuurlijk konden we bij ons gidswandeling door Zutphen niet voorbij gaan aan de Walburgiskerk.

Die herbergt twee zeldzame bezienswaardigheden. In een zaal, afgesloten door een stevige rode houten deur, bevindt zich de Librije. Een echte bibliotheek met zeer oude en kwetsbare boeken.

De bibliotheek stamt uit 1564 en was destijds al een openbare bibliotheek. Maar er verdwenen te vaak boeken, dus legde men ze aan de ketting. In Europa is nog maar één vergelijkbare kettingbibliotheek te vinden, in Italië.

Men kan de librije wel bezoeken. Op aanvraag en met maar een beperkt aantal mensen. Misschien zetten we dat voor een volgend keer op het programma.

De andere bijzonderheid in de kerk was de enorme kaarsenkroonluchter. De luchter werd gemaakt rond 1395 en is één van de zes Jeruzalemluchters die in Europa te vinden zijn.

Op de luchter staan Jezus, Maria en de twaalf apostelen uitgebeeld, een eenhoorn, maar ook taferelen over de jacht, een minnend paar. Maar nog veel meer details waarover zoveel over te vertellen is. Want in de Middeleeuwen had niet iedereen de beschikking over boeken en werd informatie overgedragen via dit soort voorwerpen.

Op de foto komt de luchter niet zo fraai tot zijn recht en het ontbrak ons ook aan tijd om hem goed te bekijken. Een reden te meer om nog maar eens terug naar Zutphen te gaan.

Speelgoed

Laatst zag in Apeldoorn in het Coda-museum een tentoonstelling over Lego. Dat heb ik altijd al zulk leuk speelgoed gevonden. Maar ja, in mijn tijd was dat nog niet zo uitgebreid en geavanceerd als nu. Ik vond het wel veel inspirerender om zelf iets te maken, je fantasie te gebruiken.

Een kind heeft niet veel nodig om zich te amuseren. Van een klein beetje Lego kon je heel veel maken. Niet alleen huizen, maar van alles wat je in je dromen kon bedenken.

Die Lego-tentoonstelling sprak me niet zo aan omdat wel heel veel grote en ingewikkelde dingen te zien waren, maar de kinderlijke beleving nauwelijks aan bod kwam.

Behalve bij één auto. En die was niet eens van Lego, maar van ADO. ADO speelgoed werd gemaakt in Berg en Bos, een sanatorium voor tbc-patiënten. Als arbeidstherapie werd het door Koo Verzuu (1901-1971) ontworpen speelgoed van hout gemaakt.

En kijk, die auto had toch veel gelijkenis met een simpele Lego-auto. Je zou bijna zeggen die auto was één van de bronnen, destijds.

Ik weet dat heel veel mensen en niet alleen kinderen enorm veel plezier beleven aan Lego-modellen maken. Maar geef mij toch maar die simpele dingen uit de begintijd van Lego.

Juwelen

Vorige week ging ik met schoondochter een dag naar Apeldoorn. Dat zat al lang in de pen, want we wilden graag naar de tentoonstelling in CODA over “Sprekende juwelen”.

De juwelen waren uitgezocht door Martijn Akkerman, de man die bij Kunst en Kitsch zo enthousiast kan vertellen over de sieraden die hij voorgelegd krijgt.

De tentoonstelling was niet groot, maar heel mooi opgezet. Alle juwelen kregen ruimte om te stralen, er was een verklarend boekje en een film, waarin we konden zien hoe Akkerman met de conservator van Coda de objecten uitzocht.

De juwelen moeten draagbaar zijn, want dan komen ze het best tot hun recht. Natuurlijk, want in een doosje heeft niemand er wat aan. Of je moet ze zien als geldbelegging. Maar toch hadden we soms wel een beetje bedenkingen bij de draagbaarheid. Niet alles leek praktisch, soms zelfs pijnlijk.

Niet alles was van goud of zilver, ook plastic of andere kunststoffen werden gebruikt.

Toch zagen we in de vitrines ook prachtige voorbeelden van glitter en glamour. We hadden daarbij geen moeite om ons voor te stellen hoe wij ze zouden dragen.

Maar we zagen ook prachtige voorbeelden van sieraden, heel simpel, maar daardoor juist zo opvallend.

Een kleine, maar mooie tentoonstelling die nog tot en met 12 mei te zien is.

Boek

Een biografie, geschreven door Jessica van Geel over Truus Schröder-Schräder, de assistente en de geliefde van Gerrit Rietveld.

Jessica van Geel: I love you Rietveld

Een voor die tijd zeer ongewone relatie, want bij hun eerste ontmoeting was Truus al getrouwd. Gerrit Rietveld en zijn vader kwamen een meubel brengen, dat Truus beslist niet mooi vond. Haar man echter wel.

Gerrit las zag haar afkeer en zij zag hetzelfde in zijn ogen. Het begin van een relatie die tot het einde van hun leven zou duren. Ondanks het feit dat Rietveld ook trouwde en zes kinderen kreeg.

Het is het verhaal van mensen die elkaar aanvoelen, aanvullen, samen een onlosmakelijk geheel vormen.

Maar ook zien we lezen hoe de relatie zijn invloed had op het leven van Rietsvelds vrouw en zijn kinderen. Hoe de buitenwereld deed of ze van niks wisten, terwijl het toch een publiek geheim moet zijn geweest.

En natuurlijk hoe Rietveld en Truus samenwerkten, hun ideeën verdedigden en hoe langzaam aan in de kunstwereld werd gezien en geaccepteerd hoe ver vooruit hun ideeën waren.

Het boek is vooral eerbetoon vooral aan Truus, die altijd wat op de achtergrond was. In het begin omdat de wereld nog niet rijp was voor werkende vrouwen, maar ook omdat het in haar karakter lag. Rietveld werd allengs de veel geroemde architect, zij bleef de assistente van…

Interessant om te lezen, zo nu en dan wat namen na te zoeken. Voor degene die houden van bijzondere gebouwen en binnenhuisarchitectuur. En ook een reden om (weer) eens het Rietveld-Schröderhuis in Utrecht te bezoeken.

De Wieger

In Deurne was Hendrik Wiegersma een bekend figuur. Hij was arts, maakte zelf zijn medicijnen en was ook een begenadigd kunstenaar. Een man, zoals de vrouw in het museum zei, binnenkwam en niet omver te lopen was. Dat kon je ook wel opmaken uit de film die in het museum gedraaid werd.

Hendrik begon pas laat met schilderen en maakte kennis met diverse kunstenaars die ook regelmatig in zijn huis op bezoek kwamen en bleven logeren.

Het huis “De Wieger” is nu een museum, waar regelmatig wisselende tentoonstellingen worden gehouden.

Wij waren er vorige week vrijdag en zagen schilderijen en tekeningen van Hendrik Wiegersma. Daarnaast was er ook een tentoonstelling van Gerrit van Bakel en tijdgenoten en van Gerrit’s zoon Michel van Bakel.

Het huis op zich is ook beslist het bekijken waard. Kleine musea zoals deze moeten gekoesterd worden, want juist daar ontdek je soms zulke mooie pareltjes.

Inspiratie

Ik denk dat er weinig mensen zijn die het lied “Het tuinpad van mijn vader” niet kennen. Maar wie weet waar de tekstdichter -Friso Wiegersma- zijn inspiratie vandaan haalde?

Dat ontdekten we vorige week, toen we in Deurne waren. Daar staat het huis van Friso’s ouders. Het huis heet De Wieger en is sinds lange tijd een museum. Daar over vertel ik later.

Destijds behoorde bij het huis een enorme tuin, waar de kinderen Wiegersma heerlijk konden spelen en waar Friso later zo prachtig over zou dichten.

Zijn levenspartner Wim Sonneveld vertolkte het en maakte het tot een evergreen.

De tuin is inmiddels al lang niet meer zo groot, maar de hoge bomen staan er nog. We liepen het verkorte “Tuinpad van mijn vader”. Het is nog steeds een inspirerende omgeving.

Nog een museum

Na even zoeken in een nat Harderwijk kwamen we aan bij het Marius van Dokkum museum.

Marius van Dokkum is de enige nog levende schilder met een eigen museum. En daar is niet alleen heel veel werk van hem tentoongesteld, maar kun je als je geluk hebt, hem ook aan het werk zien. Velen zullen zijn schilderijen wel kennen, want er zijn al langer diverse kaarten van te koop.

Wij moesten het doen met een film, maar ook die gaf een mooi beeld van de kunstenaar. Hij haalt zijn ideeën uit het dagelijks leven, maar ook uit zijn vrijwilligerswerk waar mensen graag voor hem poseren. Hij legt dan in snelle houtskool of conté streken hun portret vast. En misschien later zien zij zichzelf terug in een heel andere situatie. Altijd geschilderd met veel humor, met een knipoog naar de dagelijkse werkelijkheid.

Natuurlijk was er ook vroeg werk te zien. Schilderijen met fijntjes en nauwkeurig geschilderde onderwerpen, die een beetje deden denken aan Jopie Huisman of Henk Helmantel. Maar zijn faam begon pas nadat er kaarten van zijn humoristische werken te koop waren.

Ook in dit museum, dat is gevestigd in een oud gebouw van de Universiteit, was het weer veel klimmen. Maar er is een lift, dus dat was onze eigen beslissing. Het was zeer de moeite waard.

Puzzelen

Legpuzzels leggen is sinds de C-tijd een geliefde bezigheid. Maar de wandelvriendinnen Jeanne en Marianne deden dat al veel langer. En dan hebben ze ook nog een favoriet puzzelgenre, namelijk de puzzels van Jan van Haasteren.

Geen wonder dat ze graag naar Harderwijk wilden om daar de tentoonstelling van deze puzzeltekenaar in het Stadsmuseum te zien. Dus gingen vier wandelvriendinnen afgelopen zaterdag al vroeg op pad, want Harderwijk is best een tijdje treinen.

In het Stadsmuseum dronken we eerst een lekker kopje koffie en daarna liepen we naar de bovenste verdieping om de tentoonstelling te zien.

Leuk om te kijken naar al die tekeningen met honderden mensen in allerlei komische of tragi-komische situaties. Natuurlijk herkenden de doorgewinterde puzzelaars meteen om welke puzzel het ging.

Maar ook wie niet zo bekend is met het werk van Jan van Haasteren kan er toch veel plezier beleven. Niet alleen puzzels, maar ook andere tekeningen en vroeger werk van zijn hand was te bekijken. Natuurlijk kon je ook puzzels leggen en kopen.

Nog even een kijkje in de andere zalen van het museum, met geschiedenis van Harderwijk en omstreken en toen was het tijd voor de lunch en een bezoek aan nog een museum. Want de tentoonstelling van Jan van Haasteren is eigenlijk een cadeautje van zijn vriend Marius van Dokkum, ook een schilder/tekenaar.

Maar zijn museum en zijn werk komt morgen aan de beurt.

Knippen

Leo had op internet info gevonden over het Papierknipmuseum in Westerbork. Het leek hem net iets voor mij en gelijk had hij.

Het museum is niet groot en draait geheel op vrijwilligers. Maar wie van dit soort priegelwerk houdt, is er aan het juiste adres. Wij vonden het absoluut de moeite waard.

In twee zalen worden knipsels van vroeger en nu getoond. We kennen allemaal wel de geknipte silhouetten uit diverse boeken en soms zie je ook wel eens knipsels uit een vervlogen tijd. Toen de mensen geen afleiding van TV, radio of telefoon hadden en hun tijd op een andere manier besteed hebben. Er zitten ware kunstwerken tussen, die niet in een paar verloren uurtjes gemaakt zijn.

Maar ook moderne knipsels kun je er zien en die zijn beslist de moeite waard. Het is niet alleen de handigheid en het gepriegel dat waardering oogst, het is ook de artistieke waarde van sommige kunstwerken.

Alle werken zijn voorzien van de naam van de maker (voor zover bekend) en bij sommige is een uitleg van de kunstenaar zelf.

Er zaten ook wat dames te knippen en toen gevraagd werd of ik ook wat wilde maken, kon ik geen nee zeggen. Ik kreeg wat tips en met een fijn schaartje lukte het me een uil te knippen.

Zou het een begin van een nieuwe hobby zijn….?

Oude tijden

Griemmank schreef al eens over openluchtmuseum De Spitkeet. Het leek ons wel wat en zouden we daar in de buurt zijn, dan gingen we er beslist heen. Dus reden we vorige week vanaf ons hotel in Drenthe naar Harkema.

We boften, want het was heerlijk weer. Eert liepen we door de boomgaard, waar allerlei “ouderwetse” hoogstam fruitbomen staan. Daarna beken we de diverse huisjes en zo konden we zien hoe in de 19e en vroeg 20e eeuw in Friesland, Groningen en Drenthe mensen gewoond hadden. Van plaggenhut tot woningwetwoning konden we bekijken.

Ongelofelijk dat men dat toendertijd voor bewoning toelaatbaar vond. Armoe troef. Wat een verschil met de eisen die men tegenwoordig aan een huis stelt.

In de plaggenhut (een spitkeet) bestond de vloer uit leem, er was geen stromend water, geen toilet. Men sliep in een soort van bedstee en vaak moesten de kinderen op de grond slapen. Een buitenplee, een teiltje om je te wassen, dat was al heel wat.

Allengs zag je hoe het langzaamaan beter werd, al kunnen wij ons nog maar moeilijk voorstellen dat men er tevreden mee kon zijn.

Wij volgden rondwandeling uit de folder van het museum en bekeken aan het eind een film/documentaire over hoe het toen was. Kijk even op de museumsite wanneer er wat te doen is, want gedurende de winter is het museum niet altijd open.

In het museumcafé aten en dronken we nog wat, waarna we weer richting hotel gingen. En we zeiden tegen elkaar “wat hebben we het toch goed”. Want naar die tijd wil niemand toch meer terug…?