Fabeltje

Op Pinterest vind ik soms naast plaatjes ook verhaaltjes. Meestal met net een beetje te veel schuine moppen-gehalte. Maar dit fabeltje was anders. En heel erg actueel. Verder zoeken leidde me naar diverse websites, die hetzelfde verhaaltje publiceerden. Ik ben dus niet origineel, maar vind het te leuk om het niet te plaatsen.

De leeuw en de mier

De mier kwam alle dagen te vroeg op het werk en begon onmiddellijk te werken; zij was productief en zeer tevreden. Haar baas, een leeuw, was verbaasd dat de mier werkte zonder toezicht. Hij dacht: als zij zoveel presteert zonder supervisie, zou ze dan nog meer presteren onder permanent toezicht? Hij wierf een kakkerlak die een grote ondervinding had in het superviseren en die prachtige rapporten kon opstellen.

De eerste maatregel die de kakkerlak nam, was een prikklok plaatsen om het komen en gaan van de mier te registreren. Vervolgens had de kakkerlak een secretaresse nodig en een spin om het archief te beheren en de telefoongesprekken te controleren.

De leeuw was zeer tevreden over de rapporten van de kakkerlak en vroeg hem bovendien de productie in een grafiek te zetten. Het is toen dat de kakkerlak een computer en een laserprinter aanschafte en een vlieg aanwierf om de informatica te beheren. De mier, kortgeleden nog productief en stralend, werd wanhopig van die berg papier en van al die vergaderingen die haar tijd opslorpten!

De leeuw vond dat het tijd werd om op de werkplaats van de mier een sectorverantwoordelijke aan te stellen. Deze post werd toevertrouwd aan een krekel die, om te beginnen, een ergonomische stoel aankocht voor zijn kantoor en vast tapijt liet plaatsen. Deze nieuwe verantwoordelijke had ook een computer nodig en een assistente.

Op dit ogenblik kon de mier er niet meer om lachen en zij maakte zich iedere dag kwader en kwader. Het is toen dat de krekel zijn baas, de leeuw, er van overtuigde dat een studie van de werksfeer absoluut noodzakelijk werd. Na de werklasten te hebben bestudeerd stelde de leeuw vast dat de dienst waar de mier werkte niet meer zo productief was als vroeger.

Hij wierf een uil aan, die bekend stond als een vermaard en eersteklas raadgever, om een audit te doen en een oplossing voor te stellen. De uil liep drie maanden rond in de kantoren en stelde een enorm dik rapport op met als besluit: er is te veel vast personeel in deze onderneming.

En raad eens wie de leeuw het eerst ontsloeg? De mier natuurlijk want: “Zij gaf blijk van een tekort aan motivatie en had een houding die tot conflicten leidde”.

Baantje

Het schijnt bijna onmogelijk te zijn om personeel te vinden. Waar je ook komt, overal klaagt men steen en been, want “er is niemand te krijgen”.

Ook de grootgrutter probeert op allerlei wijze personeel te krijgen. Ik heb geen idee wat er netto overblijft en wat de voorwaarden zijn. Dit is duidelijk niet een advertentie voor bejaarden.

Maar voor jongeren lijkt het me helemaal niet onaantrekkelijk, als ik zie wat er allemaal nog bij komt, Toch prima om een centje extra te verdienen? Uiteindelijk moeten al die hobby’s van de moderne jeugd toch betaald worden.

Make-up, nagelstylistes, smartphone abonnementen, brandstof of huur voor een scootertje, een glaasje op een terras of uit eten met vrienden. Hoe je het ook wendt of keert, alles moet een keer betaald worden.

En dan spreek ik nog niet van de kosten voor een opleiding. Ik ga er maar van uit dat zoiets tot de opvoeding hoort en door paps en mams betaald wordt.

Hopelijk komen er dus veel scholieren, die de handen uit de mouwen willen steken.

Geïnspireerd

Bij Marthy (van www.heenenterugnaardeardeche) zag ik een blog over kranen in Antwerpen. Dat triggerde mijn herinnering aan de eerste werkdag bij mijn laatste baan.

Bron: Google Foto’s

De man waar ik voor werken zou bij het expertisebureau, behandelde heel veel schade bij de ECT, de European Container Terminals. Het was 1990 en het had die week verschrikkelijk gestormd.

Zo hard, dat één van de kranen op het terrein van ECT losgeschoten was. Die kraan, van het fabrikaat Nelcon en liefkozend de Nelly nr. 4(?) genoemd, was daarna op drift geraakt en over de rails tegen een andere kraan gereden, die op zijn beurt een duwtje gaf aan een andere kraan. Het was mij een raadsel hoe zo’n gevaarte zomaar losschieten kon. Maar later zou ik nog wel andere staaltjes van wind- en stormkracht tegenkomen.

Helaas kon ik nergens meer een foto van deze schade vinden. Foto’s waren nog analoog en veel minder in gebruik als nu.

Ik werd onmiddellijk in het diepe gegooid. “Mag ik het meteen dicteren?” vroeg de expert. En zo begon ik aan een ellenlang rapport over deze miljoenenschade. Ik kwam woorden en uitdrukkingen tegen die ik nog nooit gehoord had, maar die zich wel in mijn geheugen vastgezet hebben. Het was een heel enerverend begin van mijn loopbaan bij het expertisebureau. In de 15 jaar die ik er totaal werkte, heb ik niet veel van zulke spectaculaire schades gezien.

Havens en hun bedrijvigheid vind ik nog altijd heel fascinerend. Geen wonder dus, dat het blog van Marthy mij ook aan het schrijven zette.

Punten en komma’s

Wie op de sociale media kijkt, schrikt zich soms een hoedje van de vele taal- en stijlfouten. Niet dat ik dat iemand kwalijk neem, want ik ken het merendeel van de mensen niet. Maar ik denk soms wel met weemoed aan het taalonderwijs dat ik zelf kreeg. Met veel aandacht voor juiste spelling, interpunctie en klemtonen.

In deze roerige tijd worden er nogal eens acties bedacht om het vele werk van al die mensen in de zorg, het openbaar vervoer, de winkels en nog zoveel andere plaatsen onder da aandacht te brengen. En hen te bedanken voor alles wat zij doen.

En dan valt me ineens op dat er altijd wel iemand reageert met een opmerking in de trant van “denk ook eens aan …” en dan een beroepsgroep noemt die nu ook hard aan het werk is.

Ik ben verbaasd over zoiets. Ineens moet iedereen één voor één genoemd worden. Alles duidelijk vermeld worden, inclusief de puntjes op de i.

Laten we nou een keer beslissen dat we respect hebben voor iedereen en dankbaar zijn dat er zo veel mensen, ondanks de risico’s, toch voor ons aan het werk blijven. En dat er nog zo velen niet genoemd zijn, maar toch worden meegenomen in die grote golf van ons medeleven.

Hoe kan dat…?

Gedachtenkronkels leiden soms naar moeilijke vragen. Zo aten wij deze bietjes. Telkens wanneer wij dat eten, denk ik terug aan mijn kuren in Katwijk, nu al meer dan 60 jaar geleden. Ik herinner me dat bietjes daar niet mijn favoriete eten was. Niks eigenlijk, ik was een ongelofelijke miezemeut. Maar daar was een probate oplossing voor. Drie verpleegsters kwamen er aan te pas. Eén om je benen vast te houden, één om je neus dicht te knijpen en de laatste hield de volle lepel paraat. Die werd meteen in je mond gestopt als je naar adem hapte. Middeleeuws… ja wel een beetje. Maar daar dacht ik deze week niet aan. Het viel me ineens op dat er toen blijkbaar verpleegsters zat in dat sanatorium waren. Ook in andere ziekenhuizen. En niet alleen daar. Overal werkten veel meer mensen dan nu. Schepen werden gelost en geladen met behulp van tientallen mannen. Nu varen enorme schepen van hot naar her met maar een handjevol personeel.

Bron: Google foto’s

Toch telde Nederland maar zo’n 11 miljoen inwoners, waarvan bijna alleen de mannen buitenshuis werkten. Nu staat de teller op 17 miljoen, nemen veel vrouwen ook deel aan het arbeidsproces, maar is er toch krapte op de arbeidsmarkt. Inmiddels is ook heel veel geautomatiseerd. Er worden robots ingezet om ouderen wat “gezelligheid” en “aanspraak” te geven. Waar werken die 17 miljoen dan? Tijd voor een persoonlijk praatje ontbreekt. We doen beslist iets niet helemaal goed, want toen hadden mensen nog wél overal tijd voor, terwijl de werkdruk toch beslist hoger moet zijn geweest.

Bouwen in Rotterdam

Regelmatig volgen wij een bibliotheek-college. Dat is meestal een lezing met beelden van ongeveer een uur over uiteenlopende onderwerpen. Afgelopen dinsdag hield Arjen Knoester, senior stedenbouwkundige van de gemeente Rotterdam een lezing over de hoogbouw in de stad. Want wie denkt dat er nu wel genoeg hoge flats in mijn stad gebouwd zijn heeft het helemaal mis. Rotterdam mikt op de bewoners die beslist niet in de buitenwijken of randgemeenten willen wonen, maar in de stad zelf. Dicht bij alles wat een stad tot stad maakt. Maar…, waar laat je die mensen? Op de beperkte plekken die er nu nog over zijn, komen dus hoge, hogere en hoogste gebouwen te staan. Mooi? Soms wel, soms niet. Dat is natuurlijk een kwestie van smaak. Maar met bouwen in de hoogte komen ook een heleboel problemen mee. Waar laat je de auto’s van die bewoners of hebben ze meer behoefte aan een fietsenstalling? Hoe maak je de woningen ook prettig bewoonbaar, licht en luchtig? Waar moet dan het groen en de buitenruimte komen? En met zoveel hoge gebouwen moet de begane grond ook gezellig en mooi zijn. Hoe richtenh we dus de “plinten” in?
Vanzelfsprekend kon dat alles niet in een uurtje gepropt worden, maar kregen we een globaal beeld van wat er op stapel staat.

Toekomstbeeld, fictie of realiteit?

Yes, we can!

zeepje.jpgDit plaatje staat niet alleen op mijn sleutelhanger, maar siert nu ook als zeepje ons toilet.
Rosie the riveteer, symbool voor alle vrouwen die in de tweede wereldoorlog het werk van de mannen overnamen. Zich de zware werkzaamheden eigen maakten en hun land naar de overwinning hielpen. Die zelfvertrouwen kregen, maar later toch weer terug gewezen werden naar hun enige recht, het aanrecht.
Nou ja, natuurlijk niet allemaal. Er is gelukkig ook een hele generatie van zelfstandige, hardwerkende en sterke vrouwen uit voort gekomen.
Maar dat weet je natuurlijk niet, als je bij mij een plasje pleegt. Daar staat ze eigenlijk alleen een beetje voor de sier en de “verluchting”  😉

Daar werkte ik….

Bron: Collectie Boijmans on line

Destijds was Museum Boijmans-van Beuningen nog een stuk kleiner. In 1972 werd de nieuwe Bodonvleugel geopend. Daarvoor werd een verbinding gemaakt via de “Commissiekamer”, die dus opgeofferd werd. In die kamer werd niet alleen vergaderd, maar ook  nieuw-aangekochte werken aan het personeel getoond.
Natuurlijk kwamen er vaak kunstenaars in het museum, om een praatje te maken, maar vaker om werk te verkopen. En zo stond er op een dag een bont gekleed gezelschap in de hal, met aan het hoofd een man met een indianenveer in zijn warrige haar, die zich voorstelde als Dado. De naam zei me niets… Mevrouw Hammacher had uitdrukkelijk gezegd dat ze voor niets gestoord mocht worden en ja, daar hield ik me aan…. Ik zei tegen de man dat helaas, nee, het niet mogelijk was dat hij mevrouw kon ontmoeten. Maar hij bleef aandringen… Nee, nee, u kunt een afspraak maken. Nee meneer, sorry, maar komt u later maar terug…als u een afspraak heeft gemaakt….  Maar toen ik uiteindelijk, na veel vijven en zessen, toch maar even mevrouw Hammacher ging polsen, viel ze bijna van haar stoel. “Maar Els, je hebt Dado toch niet laten wachten?” vroeg ze ontzet. Wist ik veel… En dus ging ik terug naar de hal, maakte excuses aan het gezelschap en bracht Dado en consorten naar haar kamer. Er waren personen voor wie “niet storen” “toch maar wel storen” betekende.
In die oude Commissiekamer werd een keer een enorm groot schilderij getoond van Dado (Miodrag Djuric), dat “La piscine” (het zwembad) heette. Ik vond het ronduit griezelig… Net als het andere werk van deze schilder. Ik had natuurlijk geen stem in welke tentoonstellingen georganiseerd werden, dus kreeg Dado in 1974 een overzichtstentoonstelling.
…wordt vervolgd…

Bewaren

Daar werkte ik….

Wieneke vroeg me laatst of ik iets kon vertellen over mijn werk in Museum Boijmans-van Beuningen in Rotterdam. Ja natuurlijk, al is het al lang geleden. Ik werkte er van 1971 tot de geboorte van onze oudste in 1976. Maar het waren onvergetelijke jaren.
Toen ik solliciteerde, kon ik niet weten dat het zoveel werk zou inhouden. Ik had überhaupt geen idee van wat ik te doen zou krijgen. Want een museum, och wat werd daar nou gedaan? In mijn idee zou ik er dagelijks op mijn gemak langs mooie kunst kunnen lopen. Zo nu en dan die schitterende  gebeeldhouwde trap af mogen schrijden, misschien wel met een gevierde kunstenaar. En nou ja, ik zou misschien ook wel eens een briefje moeten typen, post moeten opbergen. Nee, in mijn optiek zou ik een heel prettig en rustig leven daar krijgen…
Nou, vergeet het maar! Het werd héél hard werken. Er waren nog geen computers of tekstverwerkers. Alles moest nog uitgetypt worden en handmatig uitgezocht.
Eén van de eerste dingen die ik moest doen, was een lijst opstellen van werken die in de tentoonstelling zouden komen. Mevrouw Hammacher, de hoofdconservator van de afdeling Moderne Kunst, had dat allemaal genoteerd op kaarten. Ik legde de kaarten op een stapel en begon aan mijn lijst. Wist ik veel… Wat een teleurstelling toen bleek dat ik alles eerst op de goede volgorde had moeten leggen, dat wil zeggen eerst schilderijen, dan tekeningen, dan prenten en daarna de beeldhouwwerken. Ik moest helemaal van voren af aan beginnen. Maar ik zou het ook nooit meer vergeten!
Voor een tentoonstelling werden werken geleend bij musea en particulieren. En vooral die laatsten vroeg je soms om een tekening of schilderij met heel veel emotionele waarde. Daar ging dan een uitgebreide correspondentie aan vooraf, met lange en zeer beleefde en vriendelijke brieven. Die typten wij (er waren nog twee andere secretaresses) dan uit. Een heel groot deel van de correspondentie was in het Frans, maar ook in het Engels of soms Duits. Daarnaast moesten telefoontjes beantwoord worden, contact gehouden met andere musea, uitgevers, drukkerijen. Elke dag was weer anders, zelden was het saai.
De foto hieronder toont de tuin van het museum. Het secretariaat zat in de hoek rechts. Het gebouw midden in de tuin was er toen nog niet.
…wordt vervolgd…

Bewaren

Rosie

Nu is het heel normaal dat je als vrouw kunt en mág werken, een carrière opbouwen. Maar nog niet zo lang geleden was dat helemaal niet vanzelfsprekend. Waren mannen de werkende klasse en hadden vrouwen maar één recht, het aanrecht. Trouwens, men dacht dat ze veel te teer zouden zijn om die mannenberoepen uit te oefenen. Hun hersens en hun fysieke kracht zouden onvoldoende zijn om dat alles te leren en uit te voeren. Maar als de nood aan de man komt, dan veranderen die mannen hun ideeën maar al te snel. Want wie konden in de oorlog, als zoveel mannen naar het front zijn, nou wapens produceren, vliegtuigen maken, bussen besturen, de economie draaiend houden? Juist ja, die zwakke vrouwtjes (!!) Met opmerkelijke flexibiliteit werden ze omgeturnd tot stevige vrouwen die hun mannetje stonden. Ze kregen zelfs een bijnaam: ze werden een “Rosie, the riveter“. Rosie staat voor al die vrouwen die in fabrieken in Amerika, Engeland en andere landen het werk van de mannen overnamen, zorgden dat de oorlogsmachine kon blijven doordraaien. Ze namen het hele proces over, van ontwerpen tot bouwen, monteren, schroeven en lassen. Zo kon het leven op een min of meer normale manier blijven doorgaan. (Klik op een foto om te vergroten)

Klik op de foto voor een filmpje

In het Bevrijdingsmuseum in Groesbeek is er momenteel een leuke tentoonstelling aan al die Rosies gewijd. Je ziet ze op fraaie reclameposters staan, maar ook zijn er foto’s en films van vrouwen aan het werk.

Dat de vrouwen na de oorlog hun plaats in de werkende maatschappij zouden opgeven, bleek ijdele hoop te zijn. Zoveel vrijheid, niet alleen financieel, lieten de vrouwen zich natuurlijk niet meer afnemen. Konden ze dat wel? Wat dacht je?

YES, WE CAN!

 

Bewaren

Bewaren

Bewaren

Bewaren