Campingplaats

Ik heb totaal geen ervaringen met kamperen. Slechts één keer sliep ik in een tentje en alles wat ik er nog over weet te herinneren is dat ik het ongelofelijk koud heb gehad. Niks leuk, niks gezellig, alleen die kou is in mijn gedachten gebleven.

Leo heeft iets meer ervaring. Hij bracht diverse vakanties door met een vriend in een sheltertje. Hij weet er sappig over te vertellen. Hoe ze geen plek konden vinden en later toch wel. Want toen mochten ze op het gazon in een Engelse tuin hun sheltertje opzetten. ’s Avonds nodigde de bewoners hen uit voor een glas whisky en een jointje roken. Ja, dan voel je natuurlijk ook geen kou 😉 !

Maar al hou ik danniet van kamperen, ik kijk wel met plezier naar “We zijn er bijna”. En daar moest ik onmiddellijk aan denken toen ik dit op een vintagebeurs zag.

Ik neem aan dat met dit bordje de plek waar je mag staan wordt gemarkeerd. Zo te zien al heel wat jaartjes geleden in gebruik geweest. Er is toch (bijna) niemand meer die met zo’n klein eitje op vakantie gaat? Wat ik zo nu en dan aan caravans voorbij zie komen is groot, luxe en van alle gemakken voorzien.

Maar voor mij hoeft het niet. Ik ga wel in een hotel.

Klein hoekje

Hier thuis is het nog steeds een beetje puinhoop. Spullen opgeslagen, kale wanden, bank midden in de kamer, geen tafel, geen opbergplek.Een beetje kamperen in je eigen huis. Deze week komen schilders en vloerenleggers, volgende week kunnen we de boekenkast weer op z’n plek zetten.

Maar er is altijd wel een kopje thee en dat boek zit ook wel snor.

Dus zelfs tussen alle rommel zit geluk in een klein hoekje 😉

Bron: Pinterest

Leedvermaak

Nee, ik heb helemaal geen leedvermaak, want voorlopig lijkt het er toch op dat we nog vele mooie dagen met zon in het verschiet hebben. En dat is heel fijn als je nu op de camping zit. Maar afgelopen week kreeg ik via “De Sandwich” dit gedicht toegestuurd. En ik heb er erg om moeten lachen. Vooral die zin over de baas, die zo nodig op vakantie moet, waardoor de dichter(es) gedwongen is te werken.  Enfin, lees maar:

Het wordt een slechte zomer

Het wordt een slechte zomer, een zomer zonder zon.
Het regent tot in Spanje, u wist niet dat dat kon.
Het wordt een slechte zomervakantie, met veel mot,
de slaapzak klam en vochtig, de tent een druipsteengrot.

 

De campings in het Zuiden spoelen zomaar weg.
Het wordt een slechte zomer, ’t is zonde da’k het zeg.

Het wordt een slechte zomer, een zomer zonder zon.
Veel storm en wervelwinden, dus ook geen badminton.
Gelukkig moet ik werken, de hele zomer door.
Mijn baas wou gaan kamperen, dus ik zit op kantoor.

Ik mag pas in oktober, zodat hij nu kon gaan.
Hij is naar de Pyreneeën en daar woedt een orkaan.

Het wordt een slechte zomer, een zomer zonder zon.
De barbecue blijft binnen, ’t moet in de magnetron.
Zo tegen eind september dan knapt het zichtbaar op,
het was een slechte zomer, voor iedereen een strop.

Maar ik ga in oktober en dat is zonneklaar:
de allermooiste zomer valt in de herfst dit jaar.

Marijke Boon uit: Vandaar dat ik ween. Amsterdam, 1992