Armoede

Deze week in het nieuws: Kinderen zonder ontbijt op school. Armoede in Nederland. Ik lees het  en meteen moet ik terugdenken aan mijn schooltijd.

Thuis was het geen vetpot. Ik ben van 1948, geboren in een tijd dat er nog maar weinig was en bijna heel Nederland met moeite de eindjes aan elkaar knoopte. In 1955 kreeg mijn vader een hartinfarct. Zes lange weken moest hij thuis op bed liggen. Er was wel ziekengeld, maar waarschijnlijk was dat niet voldoende. Toch heb ik nooit armoede gevoeld. En ik ben zeker nooit zonder eten naar school gestuurd.

Integendeel, eten moest en zou ik. Daar werd je groot van! Ook tussen de middag was er altijd een boterham met kaas of “bussenworst”, een kopje soep of een pannenkoek voor me. En alleen op zaterdag werd er bij ons thuis niet warm gegeten. We hadden niet elke dag vlees en als het er was, waren het zeker geen grote hoeveelheden. Hoe mijn moeder moest sjacheren om rond te komen, bleek maar al te vaak. Dan werd ik met een paar lege melkflessen naar de kruidenier gestuurd. Het statiegeld was dan net voldoende om bij de bakker brood te kopen. Restjes werden niet onverschillig in de vuilnisbak gekieperd, maar opgewarmd. De kapjes van het brood, waar ik nuffig mijn neus voor ophaalde, at mijn moeder op. Korstjes zijn ook brood!

Mijn moeder liep jarenlang in dezelfde rode jas. Dat afdankertje van mijn zus was vele modes achter, maar kon er nog best mee door. Het geld dat ze hiermee bespaarde, werd besteed aan kleren voor mij. Te groot gekocht, zodat ze langer draagbaar waren. Later voorzien van een strookje, want zo ging het nog wel een paar maanden langer mee.

Ik had één grote wens: rolschaatsen. En uiteindelijk kreeg ik die ook. Al moest ik lang wachten, want ze werden gespaard op de bonnetjes van de margarine. En toen ik dacht dat we nu toch wel genoeg bonnetjes geplakt hadden, ontdekte mijn moeder dat je daarvoor ook handdoeken en lakens kon krijgen. “Kind, die hebben we echt nodig, dus die rolschaatsen moeten nog maar even wachten.” Wel smeerde ze de margarine nog maar eens extra dik op mijn boterham, dan spaarden we iets sneller. 🙂 🙂 🙂

Had ik een slechte jeugd? Welnee, ik leerde daardoor dat prioriteiten gesteld moesten worden. Een levensles die later heel wat meer waard was, dan rolschaatsen ooit kunnen kosten.