Zo langzamerhand lijkt de angst ons in zijn greep te houden. Angst om ziek te worden, om dood te gaan. Dat is op zichzelf niet zo raar. Niemand wil dood gaan, al is dat onze enige zekerheid in dit leven.
Maar al die maatregelen die onze vrijheid beperken, maken ons tot angstige wezens. We durven niet meer gewoon bij elkaar te zijn. We zijn bang om om huidcontact te maken, dus kijken we weg als iemand in de supermarkt geholpen moeten worden.
We durven onze kinderen niet meer te knuffelen, te zoenen, even op de rug te slaan. Erger, we zien onze kinderen zelfs niet meer, alleen nog maar via een digitale verbinding.

Zo nu en dan hoor of lees ik reacties, waarvan ik het koud krijg. “Pas op, raak dit niet aan. Weet je wel hoeveel handen dat vastgehouden hebben? Is dat apparaat wel ontsmet? Koop jij nog gewoon schepijs?”
Even een blaadje inkijken bij de supermarkt lijkt voor sommigen een zelfmoordactie. Alles wordt afgewassen, ontsmet. Post niet verzonden of geopend, want misschien….. Het begint in mijn ogen hysterische trekjes te vertonen.
Zelf probeer ik, mijn sterrenbeeld indachtig, de gulden middenweg te vinden. Als ik wandel, wil ik niet in de berm kruipen of me gedragen alsof de tegemoetkomende man of vrouw een schurftige hond is. Ik passeer op de grootst mogelijke afstand, maar of dat nou anderhalve meter is…? Ik zeg nog vriendelijk gedag in plaats van afwerend mijn hoofd om te draaien.
Hopelijk komt er een tijd dat we allemaal weer gewoon gaan doen. Of zullen we de angst voor Corona dan inruilen voor een andere angst? Omdat we er zo aan gewend zijn, smetvrees is verworden tot een normale karaktertrek? Ik hoop toch van harte dat het zover niet zal komen.

Als ik de deur opendoe, staat onze overbuurvrouw op de stoep. “Mag ik even binnen komen, vraagt ze, “ik heb iets te vertellen”. Aan haar gezicht zie dat het niks vrolijks is. Kind ziek…? Man weg…? Ongeluk…? Allerlei gedachten schieten door mijn hoofd. Maar nee, niks van dat alles. Als ze zit, vertelt ze dat ze
Ze start een