Die waterstoker (zie ook waterstoker en waterstoker (2)) bracht nog meer herinneringen. Want ineens zag ik ook weer dat de kolen gebracht werden.
Die werden bezorgd door “oom Thomas” een vriend van mijn vader. Hij had een waterstokerij in het Zwaanshals, in noord Rotterdam. |
Als hij in zijn gewone pak op bezoek kwam, vond ik het een aardige man. Maar kwam hij in zijn werkkleding, met een zwart gezicht, dan kroop ik van angst weg.
Het was een heel gedoe, die kolen bezorgen. Daags tevoren moest de loper van de trap, ook die van de buurvrouw. Dan werden de lopers geklopt en de roetjes gepoetst. Nadat de kolenman weg was, moest het hele trappenhuis schoongemaakt worden met sodawater en dan de trap in de was gezet en uitgewreven. Onze buurvrouw was een stuk ouder, dus zal het mijn moeder wel geweest zijn die dat karwei voor haar rekening nam. Ze was er toch gauw twee dagen mee zoet.
En dan moesten telkens weer kolen gehaald worden op zolder. En karweitje voor vader. Bij Leo thuis deed een lange tijd een inwonende oom dat. Totdat Leo eens fijntjes opmerkte, dat het wel erg prettig was dat oom Paul altijd de kolen haalde. Die heeft het daarna nooit meer gedaan en moest Leo het dus wel doen.
De kolenman kennen we nogwel.
Die op de foto heeft de kolen zo te zien netjes verpakt in papieren zakken. Die kon je stapelen en na opening omkeren boven de kolenkit. Het werd pas echt smerig als de kolen in juten zakken zaten die op de plaats van bestemming werden geleegd. Dan moesten de kolen de kit in geschept worden.