Tijd

Het is alweer 1 september. De herfst begint deze maand. In de winkels worden de sint – en kerstetalages alweer in orde gebracht. Er liggen alweer volop zakken pepernoten en kruidnootjes in de schappen….

Voor mijn gevoel is de zomer in één lange ademtocht voorbij gegaan. Was het dit jaar ook nog lente? Ik kan het me bijna niet meer herinneren. Zo’n gekke tijd, die we met elkaar gehad hebben. Met dagelijks akelige berichten, angst, stress, narigheid.

Maar het gaat natuurlijk allemaal ook weer voorbij. In de vorige eeuw was men rond deze tijd net klaar met de Spaanse griep. Die wel heel veel raakvlakken had met de Corona-pandemie.

Alleen, toen hadden we nog geen internet. Dat wat in Amerika gebeurde, hoorden we hier weken later pas. En wie las er toen kranten? Radio was nog zeer experimenteel en voor de “happy few”. Televisie? Dat was een onwaarschijnlijke toekomstdroom.

Eén ding is zeker: na alle kommer en kwel ging het leven weer gewoon zijn gang. De doden werden betreurd, maar er was ook volop vrolijkheid. De “roaring twenties” deden hun intrede. Met nieuwe mode, nieuwe muziek, nieuwe dansen.

Bron: Google foto’s

Dus…, op een dag is deze crisis ook weer voorbij. Likken we onze wonden, maar beginnen we ook weer van voren af aan. Gelukkig maar, want dat is tenminste een positieve gedachte.

Terugkijken

Nu we zo veel minder te doen hebben, teruggeworpen op onszelf, denk ik vaak terug. Aan de verhalen van mijn moeder, uit haar jeugd en hoe het toen was. Nu heb ik spijt dat ik niet veel meer gevraagd heb, want ik weet slechts wat vage herinneringen.

Mijn moeder kwam uit een groot gezin, acht kinderen. De meeste heb ik niet gekend, zij waren al overleden voor ik geboren werd. Van sommigen had ik zelfs nooit gehoord. Dat waren de kinderen die slechts enkele maanden oud waren geworden. Over hun bestaan las ik in het Gemeentearchief van Rotterdam.

Mijn oma stierf in 1919, kort na de 11e verjaardag van mijn moeder. Of mijn moeder de Spaanse griep toen al had gehad of later kreeg, weet ik niet. Haar verhalen daarover waren vaag en kort: het was heftig, ze had het zo benauwd gehad dat ze uit het raam hing om lucht te krijgen.

Wel kan ik nu reconstrueren dat van dat gezin er nog vijf andere kinderen en mijn opa die griep hebben overleefd. En dat in een klein huisje, waar meerdere kinderen op een klein kamertje lagen. Waar geen badkamer was, misschien zelfs geen wc. Waar armoe heerste, zeker na het overlijden van mijn oma. Opa was schoenmaker en verdiende ook nog wat bij als kelner in een groot Rotterdams café. Soms speelden mijn moeder en haar zusje daar onder het biljart, want een oppas was er niet.

Opa ging met zijn gezin in de kost, wat toen der tijd gebruikelijk was. De verhalen die moeder en tante er over vertelden, logen er niet om. Gierige hospita’s, weinig te eten, geen privacy. En al gauw moest moeder gaan werken. Niks verder leren, maar lange dagen trappen en stoepen boenen voor een habbekrats en een schrale boterham.

Wat heb ik hieruit geleerd? Dat wij, in deze moeilijke, maar toch nog luxe tijd, niks te klagen hebben. Dat we voldoende kunnen eten, de gezondheidszorg nu zo vele malen beter is. Ook al hebben velen er wat op aan te merken. Dat klagen niks helpt, maar dat je beter je schouders er onder kunt zetten. Tevreden blijven en de tering naar de nering zetten.

Maar betere tijden komen er beslist. Misschien duurt het langer dan we willen of denken, hopen. Maar hoe dan ook, ook deze tijd gaat eens voorbij.

Boek

Eline stamt uit een gegoed Leids gezin en is getrouwd met Wieger, een archeoloog. Ze is niet religieus, wel ongedurig en heeft behoefte aan vrijheid. Als haar man naar een klein dorp in Drenthe gaat om er een veenlijk te onderzoeken, mist Eline hem enorm. Impulsief besluit ze naar hem toe te gaan en ze neemt haar kinderen mee.

Hoewel ze vriendelijk wordt ontvangen in het dorp, leidt haar aanwezigheid tot opschudding. Eline is niet gewend van haar hart een moordkuil te maken en haar vrije manier van doen en denken valt niet bij iedereen in goede aarde. Ze wordt dan ook min of meer terug gestuurd naar Leiden.

Nederland is in 1918 dan wel nog steeds neutraal in de grote oorlog, iedereen krijgt toch te maken met de nare gevolgen. Familieleden komen om, er is weinig meer te krijgen, het is armoe troef. Dan aan het eind van die oorlog staat een nieuwe en nog onbekende vijand op: de Spaanse griep maakt heel veel slachtoffers. Eline besluit terug te keren naar het Drentse dorp en helpt bij de verzorging van de grieppatiënten. Haar blik op de wereld wordt wijder en haar leven wordt langzaamaan anders.

Het boek is goed geschreven en die periode (1918 tot ca. 1922) interesseert me in hoge mate. Ik las het boek in één adem uit. Ik ga zeker nog meer boeken van deze schrijfster lezen.