Daar werkte ik….

Bron: Collectie Boijmans on line

Destijds was Museum Boijmans-van Beuningen nog een stuk kleiner. In 1972 werd de nieuwe Bodonvleugel geopend. Daarvoor werd een verbinding gemaakt via de “Commissiekamer”, die dus opgeofferd werd. In die kamer werd niet alleen vergaderd, maar ook  nieuw-aangekochte werken aan het personeel getoond.
Natuurlijk kwamen er vaak kunstenaars in het museum, om een praatje te maken, maar vaker om werk te verkopen. En zo stond er op een dag een bont gekleed gezelschap in de hal, met aan het hoofd een man met een indianenveer in zijn warrige haar, die zich voorstelde als Dado. De naam zei me niets… Mevrouw Hammacher had uitdrukkelijk gezegd dat ze voor niets gestoord mocht worden en ja, daar hield ik me aan…. Ik zei tegen de man dat helaas, nee, het niet mogelijk was dat hij mevrouw kon ontmoeten. Maar hij bleef aandringen… Nee, nee, u kunt een afspraak maken. Nee meneer, sorry, maar komt u later maar terug…als u een afspraak heeft gemaakt….  Maar toen ik uiteindelijk, na veel vijven en zessen, toch maar even mevrouw Hammacher ging polsen, viel ze bijna van haar stoel. “Maar Els, je hebt Dado toch niet laten wachten?” vroeg ze ontzet. Wist ik veel… En dus ging ik terug naar de hal, maakte excuses aan het gezelschap en bracht Dado en consorten naar haar kamer. Er waren personen voor wie “niet storen” “toch maar wel storen” betekende.
In die oude Commissiekamer werd een keer een enorm groot schilderij getoond van Dado (Miodrag Djuric), dat “La piscine” (het zwembad) heette. Ik vond het ronduit griezelig… Net als het andere werk van deze schilder. Ik had natuurlijk geen stem in welke tentoonstellingen georganiseerd werden, dus kreeg Dado in 1974 een overzichtstentoonstelling.
…wordt vervolgd…

Bewaren

Daar werkte ik….

Wieneke vroeg me laatst of ik iets kon vertellen over mijn werk in Museum Boijmans-van Beuningen in Rotterdam. Ja natuurlijk, al is het al lang geleden. Ik werkte er van 1971 tot de geboorte van onze oudste in 1976. Maar het waren onvergetelijke jaren.
Toen ik solliciteerde, kon ik niet weten dat het zoveel werk zou inhouden. Ik had überhaupt geen idee van wat ik te doen zou krijgen. Want een museum, och wat werd daar nou gedaan? In mijn idee zou ik er dagelijks op mijn gemak langs mooie kunst kunnen lopen. Zo nu en dan die schitterende  gebeeldhouwde trap af mogen schrijden, misschien wel met een gevierde kunstenaar. En nou ja, ik zou misschien ook wel eens een briefje moeten typen, post moeten opbergen. Nee, in mijn optiek zou ik een heel prettig en rustig leven daar krijgen…
Nou, vergeet het maar! Het werd héél hard werken. Er waren nog geen computers of tekstverwerkers. Alles moest nog uitgetypt worden en handmatig uitgezocht.
Eén van de eerste dingen die ik moest doen, was een lijst opstellen van werken die in de tentoonstelling zouden komen. Mevrouw Hammacher, de hoofdconservator van de afdeling Moderne Kunst, had dat allemaal genoteerd op kaarten. Ik legde de kaarten op een stapel en begon aan mijn lijst. Wist ik veel… Wat een teleurstelling toen bleek dat ik alles eerst op de goede volgorde had moeten leggen, dat wil zeggen eerst schilderijen, dan tekeningen, dan prenten en daarna de beeldhouwwerken. Ik moest helemaal van voren af aan beginnen. Maar ik zou het ook nooit meer vergeten!
Voor een tentoonstelling werden werken geleend bij musea en particulieren. En vooral die laatsten vroeg je soms om een tekening of schilderij met heel veel emotionele waarde. Daar ging dan een uitgebreide correspondentie aan vooraf, met lange en zeer beleefde en vriendelijke brieven. Die typten wij (er waren nog twee andere secretaresses) dan uit. Een heel groot deel van de correspondentie was in het Frans, maar ook in het Engels of soms Duits. Daarnaast moesten telefoontjes beantwoord worden, contact gehouden met andere musea, uitgevers, drukkerijen. Elke dag was weer anders, zelden was het saai.
De foto hieronder toont de tuin van het museum. Het secretariaat zat in de hoek rechts. Het gebouw midden in de tuin was er toen nog niet.
…wordt vervolgd…

Bewaren