(Burge)meesterlijke poëzie

Dit is toch (burge)meesterlijk!

Aboutaleb
Rotterdam.
ooit een stad op drijfzand
aan de monding van een rivier
na de dam kwamen boeren, buitenlui en handelaren
uiteindelijk zijn we allemaal immigrant.
Het dorp groeide, bloeide,
boeide ketters, trendsetters,
geleerden, vluchtelingen en gelukszoekers

werd een wereldhaven, werkplaats, toevluchtsoord of
hangmat
een echte stad.
Een stad met havenarbeiders en havenbaronnen
party people en shanty-koren,
graffiti-kunst en kijkcijferkanonnen

opvanghuizen en ivoren torens
met winnaars, verliezers en twijfelaars.
Een stad waar niet je afkomst telt maar je talent
waar je kunt bouwen met je klauwen
een uitvinder, pionier of mantelzorger bent
waar de Opzoomer-zon schijnt en krachtvrouwen
onze jeugd in de gaten houden.
Waar de klimaatverandering tegen de kades klotst
de energietransitie hoofdbrekens kost
de economische transitie in sneltreinvaart
zijn kansen en uitdagingen lost
en van bewoners en ondernemers het uiterste vraagt.
In zo’n stad moet je bouwen aan vertrouwen
om de kracht van de stad vast te houden
de samenleving is geen boksring
waar je met vuistslagen punten kunt scoren

het is de uitgestoken hand
die mensen het gevoel geeft er bij te horen.
De grootste uitdaging voor het nieuwe jaar
is niet hoe we oevers opnieuw gaan verbinden
maar om zonder ruzie, polarisatie en confrontatie
vrede, consensus en kansen te vinden
om toe te spelen naar elkaar.
De grootste uitdaging voor het nieuwe jaar
is niet hoe we op elke vierkante meter huizen kunnen bouwen
maar hoe we van onze stad
een thuis kunnen maken

voor onszelf en voor elkaar.
Namens het gemeentebestuur
wens ik u veel geluk en gezondheid

En ik hoop dat we weer kunnen rekenen
op uw kennis, talent en toewijding komend jaar.
Nieuwjaarstoespraak
burgemeester Aboutaleb in de Burgerzaal
van het Rotterdamse stadhuis,

op 8 januari 2019

Ode aan Rotterdam

Rotterdams-gedicht

Bron: Pinterest

Kijk nou toch eens, als je op Rotterdam-Zuid bent, net vóór je de Maastunnel induikt, zie je deze flat. En op de muur, precies op maat, een ode aan Rotterdam. Want in Rotterdam doen we niet kinderachtig. Geen bescheiden tekstje op een muur, Rotterdammers zijn trots op hun stad en kijken dus niet op een lettertje 😉 😉 😉
Het gedicht is van de Rotterdamse dichteres Rieneke Grobben. Zij was altijd gekleed in het roze, vandaar de roze accenten.

1914-1918

1914

klaproos.jpgToen de oorlog uitbrak, was ik nog klein.
Mijn vader zocht zijn oud soldatenpak
Van zolder uit een doos vlak onder ’t dak,
En wij brachten hem samen naar de trein.

En ik wist niet, waarvoor dat was. En toen
Vroeg ik het aan mijn moeder. En ik hoorde,
Dat nu de soldaten elkaar vermoordden.
Mijn vader ook? Die zou dat toch niet doen –

Nu ben ik groot en wijs en veel vergeten,
Van wat de dwazen en de kindren weten
En waar ik, als ik er aan denk, om lach.

Maar als wij, grote mensen, ’t niet verhindren,
Dat er weer oorlog komt, God, geef ons kindren,
Die nog begrijpen, dat het toch niet mag.

Muus Jacobse (1909-1972)
(met dank aan Raymond Noë)

Dit gedicht deelde de Sandwich een tijd geleden. En ik vond het zeer toepasselijk om het vandaag, 11 november – wapenstilstandsdag, hier te publiceren.
Aan stoere mannen met stoere woorden hebben we helaas geen gebrek in deze tijd. Maar geef ons nog een heleboel kinderlijke zielen, die geen oorlog maar vrede willen.

Gedicht

Klik op de foto om te vergroten.

Je ziet het steeds vaker, zo’n gedicht op een muur. Zo zag ik er ook diverse in Middelburg, en natuurlijk maakte ik een foto. Maar ik ga ze nu niet allemaal hier zetten. Misschien kom je ze nog wel eens tegen, op een dag dat ik weinig inspiratie heb en dan teruggrijp op zo’n foto.
Maar dit gedicht, dat ik op de valreep zag, toen we al vlak bij het station waren, mag vandaag wel op mijn blog.  Het miezerde een beetje en het was best koud, mar ik las het en werd meteen helemaal blij 😉 😉 😉

Gedicht

Ik kreeg een schattig dichtbundeltje van Annie M.G. Schmidt, met daarin veel al heel bekende gedichtjes, maar ook die ik nog niet kende. Zoals dit:

Biologie
O, juffrouw Beekman, was u maar eencellig.
Dan kon de liefde u zoveel niet schelen.
Dan zoudt u zich gewoon in tweeën delen.
Ik geef wel toe: het is niet zo gezellig

maar heel erg praktisch. Zo’n eencellig wezen
hoeft nooit een ander wezen te aanbidden;
het deelt zich op een dag pardoes doormidden.
U kunt dat immers in de boeken lezen.

Terwijl u, met uw veertienbiljoen cellen
zo treurig in de lunchroom zit te wachten.
O juffrouw Beekman, ’t is al over achten.
Hij komt niet meer. Hij had toch kunnen bellen?

Hij komt niet meer. En toch, hij zei zo stellig…
O juffrouw Beekman, was u maar eencellig.

Annie M.G. Schmidt

 gedicht

 

Wapenstilstandsdag

Dit jaar is het 100 jaar geleden dat de 1e wereldoorlog begon. Een bittere strijd, waarbij miljoenen jonge mensen het leven lieten. Onder omstandigheden die mensonterend en verschrikkelijk waren. Zoveel jonge levens in de knop gebroken, zoveel verdriet, zoveel tranen, zoveel pijn.

Vier jaar later werd een wapenstilstandsovereenkomst getekend, juist op deze dag.
John McGrae schreef een prachtig gedicht over deze strijd. Het is vaak vertaald, maar deze vertaling van Bert Deben vind ik het allermooist.

In Flanders Fields
In Flanders fields the poppies blow
Between the crosses, row on row,
That mark our place; and in the sky
The larks, still bravely singing, fly
Scarce heard amid the guns below.
We are the Dead. Short days ago
We lived, felt dawn, saw sunset glow,
Loved, and were loved, and now we lie
In Flanders fields.
Take up our quarrel with the foe:
To you from failing hands we throw
The torch; be yours to hold it high.
If ye break faith with us who die
We shall not sleep, though poppies grow
In Flanders fields.
John McCrae|
Western Front, Flanders (nearby Ypres)
2/3 may 1915.
In Vlaamse Velden
Klaprozen bloeien in Vlaamse klei
Tussen duizenden kruisen, rij aan rij,
Die onze ligging hier duiden; en in de lucht
Zingen moedige leeuweriken, die tijdens hun vlucht
Nauwelijks hoorbaar zijn, door het geschut hier beneden.  
Wij zijn Dood.  Enkele dagen geleden
Leefden wij nog, voelden wij dag en dauw en smeedden
Wij plannen met wie wij beminden, maar nu rusten wij stug
In Vlaamse velden.  
Zet onze strijd met de vijand voort:
Falende handen reiken aan jullie de toorts;
Aan jullie de taak deze hoog te houden.
Vervul onze hoop, opdat wij eindelijk zouden
Gemoedsrust vinden, tussen klaprozen, ongestoord
In Vlaamse velden. 
Vertaling:  © bert deben, mei 2014.

 

Herfst

We zijn verwend dit jaar met mooie zonnige dagen. Toch zullen we er ook aan moeten geloven, zachtjes schrijdt het jaar verder en komt de kou er aan.

Maar je moet dichter zijn, om het zo mooi te verwoorden: 

Ik voel in mij september weer
hoe dagen korten en de zomer
mat aan mij het leven lomer
toont en geurt naar ommekeer

de zon is nu de zon niet meer
maar schijnt nog slechts een onderkomen
vale kleur – zoals de bomen
legt zij zich bij minder neer

de dichter klemt zich aan zijn pen
en haalt het woordje ‘herfst’ van stal
hij schrijft van schoonheid in verval

want net als ik in mij herken
dat ik zoals seizoenen ben
besef ik wat er komen zal.

© bert deben
Antwerpen, 28 aug. 1999

 

 

Gedicht

CourgettesCourgettes, uien, een pompoen
de aardbeiplantjes schieten uit
een laagstamboompje vol met fruit
en veel tomaten, maar nog groen

de bonen rijp reeds voor de pluk
de prei wat mager en fragiel
maar levensvatbaar en stabiel
al was die vorig jaar mislukt

ik kuier door de tuin en kijk
naar mijn verbond met de natuur
en inspecteer er heel secuur
wat groeit en bloeit en af en toe

valt mij ook onverhoeds op hoe
ik steeds meer op mijn vader lijk

© bert deben

  

Dit gedicht van Bert Deben won de 3e prijs op de Poëziemiddag te Hillegom op 3 november

 

Keuzes

Kijkers van de laatste Zomergasten van 2013 (met Wouter Bos) zullen het gedicht zeker herkennen.
Ik zocht en vond de originele tekst en een mooie vertaling van Ans Bouter. Voor wie het nog niet kende of om nog eens over te lezen:

The road not taken Niet ingeslagen
Two roads diverged in a yellow wood,
And sorry I could not travel both
And be one traveler, long I stood
And looked down one as far as I could
To where it bent in the undergrowth;
Een splitsing in een goudgeel woud
Helaas kon ik één weg slechts gaan
Alleen op pad zijnd en benauwd
Keek ik zelfs tot in ’t kreupelhout
Om maar de juiste in te slaan
Then took the other, as just as fair,
And having perhaps the better claim,
Because it was grassy and wanted wear;
Though as for the passing there
Had worn them really about the same,
Nam toch die andere, net zo mooi
En nu ik hem op waarde schat
Deed hij door ’t gras een goede gooi
Zo zocht ik naar een warm pleidooi
Voor wat ik net gekozen had
And both that morning equally lay
In leaves no step had trodden black.
Oh, I kept the first for another day!
Yet knowing how way leads on to way,
I doubted if I should ever come back.
’t Gebladerte op beide lag
Er nog niet platgetreden bij
Die andere inslaan op een dag
Als ik daar nu eens kans toe zag
Maar kiezen maakt ons minder vrij
I shall be telling this with a sigh
Somewhere ages and ages hence:
Two roads diverged in a wood, and I-
I took the one less traveled by,
And that has made all the difference.
En later zal ik zeggen dat
Nadat ik zuchten heb geslaakt
Ik toen die ene weg betrad
Het nog niet platgetreden pad
En dat dat veel heeft uitgemaakt
Robert Frost (1874-1963) Robert Frost (1874-1963)
Vertaling: Ans Bouter