Armoede in 1900

Bron: Facebook

Toen ik deze foto op Facebook zag, borrelde mijn herinneringen aan het het boek van Frank McCourt en het Ragged School Museum in Londen weer op.

Hoewel de foto niet bij het museum behoort, laat het op schrijnende wijze zien onder welke omstandigheden in vroeger tijd de arme bevolking moest sappelen om een aalmoes te verdienen. Ook de kinderen moesten meewerken en dus was een initiatief zoals dat de Dr. Bernardo meer dan noodzakelijk.

De moeder en haar kinderen maken luciferdoosjes. De kinderen werden er op uitgestuurd om het hout en de materialen voor de doosjes te halen. Het was het minst betaalde werk. Van het hongerloontje dat ze er mee verdienden, moesten ze ook nog zelf de lijm en de touwtjes om het hout betalen.

Die tijd hoeft niet terug te komen. Maar de armoe van nu staat toch in schril contrast met de armoe toen.

Boek

Op aanraden van een vriendin las ik “De as van mijn moeder” van Frank McCourt. En het was precies zoals ze me had verteld, hartverscheurend en toch vol van humor.

Frank McCourt: De as van mijn moeder

In de proloog vertelt Frank dat zijn slechte jeugd, maar vooral zijn Ierse en rooms katholieke jeugd hem meer dan genoeg inspiratie gaf.

Frank wordt geboren in Brooklyn, waar hij en zijn ouders een armoedig bestaan hebben. Het gezin bestaat uit vader, moeder, Frank, Malachy en de tweeling Eugene en Olivier. Als hij vier is, keert het gezin terug naar Ierland, waar zijn ouders oorspronkelijk vandaan kwamen. Eén meisje is dan al overleden. In Ierland sterft de tweeling kort na elkaar en worden nog Michael en Alfie geboren.

Er verandert niet veel aan hun leven. Vader is nog steeds een dronkenlap, die zijn kinderen Ierse liedjes laat zingen en dan van ze verlangt om hun leven te geven voor Ierland. Vader houdt er ook principes op na. Sommige dingen, zoals werken, vindt hij beneden zijn waardigheid. Maar dat belet hem niet om regelmatig stomdronken thuis te komen.

Wat als een rode draad door het boek loopt, is de schrijnende armoede, de honger, het gemis van alle noodzakelijke dingen die een leven enigszins dragelijk maken. En de voortdurende schaamte, omdat moeder geen andere uitweg weet dan aan te kloppen bij de armenzorg.

Als hij werk heeft, verzuipt vader telkens weer zijn loon en ook de steun wordt aan drank besteed. Er is nauwelijks eten en vaak moeten de kinderen hongerig naar bed. Geld voor kleding, schoenen, huur, het is er allemaal niet. Moeder is depressief en vaak ten einde raad. Ze wonen in een krot naast een stinkende wc, waar de hele steeg zijn poepemmer in leeg gooit.

Begin jaren 40 komt er een beetje meer welvaart in het dorp als de meeste mannen in Engeland gaan werken. Voor Ierse mannen lijkt het “werken bij de vijand”. Maar geld verzoet de arbeid. Ook Franks vader gaat, maar geld sturen doet hij niet. Alles gaat weer op aan drank.

Het leven van de kinderen bestaat uit schooieren op straat en als ze naar school gaan uit vooral tucht. Want de schoolmeesters hebben een straffe hand van lesgeven.

Ik las het boek stukje bij beetje, want er was voor mij te veel narigheid. Soms liet ik een hoofdstuk even bezinken. Maar ik heb ook vaak moeten lachen om alle dwaze dingen, om hoe liefdadigheid en bedeling werden uitgevoerd, het lesgeven, de voor kinderen onbegrijpelijke uitleg van de roomse rituelen en verhalen en het kattenkwaad wat uitgehaald werd.

Frank McCourt kreeg voor dit boek zeer terecht de Pullitzer Price.

Spreuk van de week

  Laten we de week beginnen met een spreuk. Grappige gezegden om te (glim)lachen of wijze woorden om te overdenken. Elke maandag vind je er hier een.

Wie geen tijd heeft, is armer dan een bedelaar
Nepalees spreekwoord 

Armoede

Deze week in het nieuws: Kinderen zonder ontbijt op school. Armoede in Nederland. Ik lees het  en meteen moet ik terugdenken aan mijn schooltijd.

Thuis was het geen vetpot. Ik ben van 1948, geboren in een tijd dat er nog maar weinig was en bijna heel Nederland met moeite de eindjes aan elkaar knoopte. In 1955 kreeg mijn vader een hartinfarct. Zes lange weken moest hij thuis op bed liggen. Er was wel ziekengeld, maar waarschijnlijk was dat niet voldoende. Toch heb ik nooit armoede gevoeld. En ik ben zeker nooit zonder eten naar school gestuurd.

Integendeel, eten moest en zou ik. Daar werd je groot van! Ook tussen de middag was er altijd een boterham met kaas of “bussenworst”, een kopje soep of een pannenkoek voor me. En alleen op zaterdag werd er bij ons thuis niet warm gegeten. We hadden niet elke dag vlees en als het er was, waren het zeker geen grote hoeveelheden. Hoe mijn moeder moest sjacheren om rond te komen, bleek maar al te vaak. Dan werd ik met een paar lege melkflessen naar de kruidenier gestuurd. Het statiegeld was dan net voldoende om bij de bakker brood te kopen. Restjes werden niet onverschillig in de vuilnisbak gekieperd, maar opgewarmd. De kapjes van het brood, waar ik nuffig mijn neus voor ophaalde, at mijn moeder op. Korstjes zijn ook brood!

Mijn moeder liep jarenlang in dezelfde rode jas. Dat afdankertje van mijn zus was vele modes achter, maar kon er nog best mee door. Het geld dat ze hiermee bespaarde, werd besteed aan kleren voor mij. Te groot gekocht, zodat ze langer draagbaar waren. Later voorzien van een strookje, want zo ging het nog wel een paar maanden langer mee.

Ik had één grote wens: rolschaatsen. En uiteindelijk kreeg ik die ook. Al moest ik lang wachten, want ze werden gespaard op de bonnetjes van de margarine. En toen ik dacht dat we nu toch wel genoeg bonnetjes geplakt hadden, ontdekte mijn moeder dat je daarvoor ook handdoeken en lakens kon krijgen. “Kind, die hebben we echt nodig, dus die rolschaatsen moeten nog maar even wachten.” Wel smeerde ze de margarine nog maar eens extra dik op mijn boterham, dan spaarden we iets sneller. 🙂 🙂 🙂

Had ik een slechte jeugd? Welnee, ik leerde daardoor dat prioriteiten gesteld moesten worden. Een levensles die later heel wat meer waard was, dan rolschaatsen ooit kunnen kosten.

Tegenstelling

Twee vrouwen in Parijs, die gaan natuurlijk naar de Faubours St. Honoré en omliggende straten, de luxe winkelbuurt met zaken als Dior, Chanel, Gucci en Louis Vuitton.
Creditcards uit voorzorg thuis gelaten en maar kijken naar de luxe, pracht en praal van de grote modehuizen. Winkelpaleizen zijn het, waar de prijzen hoog en de prijskaartjes navenant klein zijn. Gelukkig voelen we geen jaloezie over zoveel rijkdom en of alles nou echt ook zo exclusief is? Die tasjes bijvoorbeeld, daar hebben ze er vast nog wel meer van. Loop je nog de kans iemand tegen te komen met zo’n zelfde exemplaar……
Laat in de middag namen we de bus terug naar ons hotel en bij de halte zagen we het rechter tafereeltje. Een vrouw zoekt in de afvalbak van een supermarkt, op zoek naar nog iets eetbaars.

Wat een tegenstelling.